Op 21 september 2022 wijdde de NRC weer een hele pagina aan heksen. Dus voor mij voldoende reden om er na de vorige blog nog eens op terug te komen.
In de lange periode tussen 1400 en 1750 werden naar schatting tussen de 30.000 en 60.000
mensen het slachtoffer van de heksenwaan.
Voor Nederland lopen die aantallen tussen 1470 tot ver in de 17de eeuw op tot minstens 250 heksen, die doorgaans op de brandstapel belandden. Er zijn talrijke oorzaken genoemd die tot de heksenwaan hebben geleid: mislukte oogsten, verschuivingen in het klimaat, oorlogen, onverklaarbare calamiteiten, maar altijd was er sprake van spanningen en periodes van crises.
Naast de jacht op ketters door de Inquisitie kwam het al vroeg in een samenspel van kerk en overheid door middel van wetten en decreten tot een vervolging van heksen. Met extreme vormen van foltering, marteling en opsluiting in kerkers werden talloze eigenzinnige, zelfstandige vrouwen tot de dood veroordeeld.
Vaak waren het kruidenvrouwen en gifmengsters die als toverkollen en duivelaanbidsters werden vervloekt en vervolgd en aan gruwelijke praktijken werden onderworpen tot hun executie erop volgde. Burenruzies, roddel en wraakzucht, angst en bijgeloof konden tot bekentenissen leiden binnen die heksenjacht.
De ‘Malleus Maleficarum’ van twee inquisitieleiders, Jacob Sprenger en Heinrich Institoris, bekend als ‘Hexenhammer’, was een soort van handboek/leidraad waaraan de zogenaamde heksen werden onderworpen.
In de loop van de tijd ontstonden talrijke cliché's als Walpurgisnacht, Heksensabbat, het kussen van het achterwerk van de duivel, die voor de vervolgers voldoende aanleiding waren voor de gruwelijke praktijken, overal in Europa.
Uiteraard waren er ook velen, die zich tegen deze waanzin verzetten, zoals de Nederlandse arts Johannes Wier (1515-1588) of Balthazar Bekkers (1634-1698). Ook in Duitsland, de koploper in deze vorm van vervolging, werd er al vroeg tegen gedemonstreerd.
Friedrich Spee von Langenfeld (1591 -1635), een Jezuit, schreef in 1631 zijn ‘Cautio Criminalis’ tegen die vervolging en inquisitie, hij overleed in Trier aan de pest.
De jurist Christian Thomasius (1655-1728), die als een van allereersten colleges in het Duits gaf aan de universiteit van Leipzig, zette zich intensief af tegen dat Heksengeloof en de gangbare folteringen. Maar ook in Duitsland vonden de laatste veroordelingen nog plaats in 1782 en 1793.
Een grote bijdrage leverden veel kunstenaars die in gravures en ander beeldmateriaal het gangbare cliché van de heksen mede hebben bepaald en een plastisch beeld schetsten van die verzinsels van magische tovenarij, van katten en padden, van bezems, van verwilderde vrouwen. De tentoonstelling De heksen van Bruegel in het Catharijneconvent in Utrecht (2015) gaf daarvan al eens een goed beeld. Ik koester zelf nog steeds een catalogus van een expositie in Hamburg (1979, 94 pag. van een heel uitzonderlijk formaat, 30 bij 43 centimeter): ‘Hexen’, met veel gevarieerd beeldmateriaal van het heel lang geldige beeld van de heks.
De recente oproepen tot een vorm van generaal pardon, wat er in mijn beleving zeker niet zal komen, mogen dan nu herhaaldelijk klinken, ik zelf ben al blij dat de oude heksenwaan nog slechts voortleeft in een begrip als ‘Hexenschuss’ bij een verkeerde beweging, en de nog altijd niet opgeloste conflicten tussen mannen en vrouwen, naast het feit dat in films en toneelstukken, en in onderzoek en publicaties nog altijd aandacht bestaat voor deze gruwelen uit oude tijden.
Gelukkig is er heel veel materiaal aan oude processtukken bewaard gebleven, zodat de heksenwaan in het collectief geheugen opgeslagen blijft.
Karel Hupperetz
Comments