In 2006 verscheen de Canon van de Geschiedenis met de bekende vijftig vensters.
Het tweede deel met illustraties opende met een verhaal over hunebedden (pag.10/11) en een reproductie van Willem Roelofs (1822 -1897) van het hunebed van Tynaarlo uit 1861.
In 2019 verscheen bij Uitgeverij Van Gorcum een alleraardigst boekje: 100x Kunst op zien Drents rond belangrijke begrippen en fenomenen uit Drenthe.
Ook hier zien we deze reproductie, nu alleen met de nuchtere term: Stienen – het boekje is overigens zestalig.
Eerder kwam ik Roelofs tegen in de catalogus van de tentoonstelling Barbizon van het Noorden, de ontdekking van het Drentse Landschap 1850-1950 (2020, 239 pag.), waar met het begrip sporen tot het verleden (pag. 39-59) talloze schilderijen van hunebedden van uiteenlopende kunstenaars waren opgenomen.
Hunebedden zijn voor mij iets uit de periode van de overgang van de jager-verzamelaar naar de boeren die zich vestigden op plekken voor landbouw. Vanaf zo'n 3000 jaar voor Christus verschenen in die context ook begraafplaatsen en grafkelders, waarvan er in ons land nog zo'n vijftig bewaard zijn gebleven.
Voor mij is het de wereld vanaf een van de grondleggers van de archeologie in ons land,
Albert Egges van Giffen (1884-1973), tot de hedendaagse steentijd-deskundige Marcel Niekus van de Stichting Stone. Het gaat om de tijd van de Trechterbekercultuur, het Mesolithicum, die tot in onze tijd door beroepsarcheologen en amateurs wordt onderzocht in het kader van oudheidkundig bodemonderzoek van die prehistorie. Met wichelroedes, grondboren en radar probeert men in bepaalde gebieden die oude cultuur in beeld te krijgen. Zo staat op dit moment Gasselte, uitloper van de Hondsrug, in de belangstelling met mogelijk hunebed 53 en het is geen toeval dat het Hunebedcentrum in Borger en de RUG/Groninger Instituut voor Archeologie samenwerken.
Tot mijn grote verrassing zijn er altijd nog auteurs, waaronder Gerrit Jan Zwier, die met name door boeken en artikelen verslag uitbrengen van hun ontdekkingsreizen in Duitsland en Scandinavië. Ook Zwier is op zoek naar kunstenaars, die hunebedden hebben vastgelegd (zoals Johan Christian Claussen Dahl, (1785-1863), waarmee ik kennismaakte bij de expositie Nordic Art 1880-1920 in het Groninger Museum in 2013.
Wat dichterbij huis, in onze eigen provincie, is de buit relatief klein: in Noordlaren en Heveskesklooster (verplaatst naar Muzeeaquarium Delfzijl) zijn tot nu toe de enige hunebedden, maar de zoektochten blijven doorgaan, zoals in 2022 in Valthe/Odoorn voor nr.34.
Veel materiaal is ook te vinden in het Depot van het Archeologisch Instituut in Nuis.
Het blijft van belang om deze oude, vergeten gebieden in Noord -Nederland in beeld te brengen en voor het nageslacht te bewaren.
Behalve als domein van onderzoek zijn hunebedden ook een toeristische attractie. Feit blijft, althans in mijn beleving, dat er weinig te zien valt op de Hunebed Highway, zoals men de N34 in Drenthe in 2018 is gaan noemen. Maar een toeristische attractie zal het toch wel blijven.
De topper voor mij is nog steeds een kleine schets van een hunebed van de Fries
Lourens Alma Tadema, geboren in Dronrijp in 1836 en opgegroeid in Leeuwarden tot 1852, waarna hij aan de Koninklijke Academie in Antwerpen zijn schildersopleiding genoot.
Tadema, die in 1912 overleed, was lange tijd vergeten, maar werd in de jaren tachtig herontdekt en tentoongesteld.
Hij werd beroemd in Engeland en het westen door zijn filmische beeldtaal en de grote formaten van zijn schilderijen, die zich voornamelijk afspeelden in de Romeinse Oudheid. In 1899 werd de gevierde kunstenaar geridderd en was hij vanaf toen Sir Lawrence.
In 1871 maakte hij met zijn echtgenote Laura Epps een reis door ons land en vooral door Friesland om haar kennis te laten maken met Nederland.
Bij die gelegenheid ontstond deze kleine schets van een hunebed, dat zich waarschijnlijk in Eext bevindt.
Karel Hupperetz
Comments