top of page

Het zit er niet in!

Bijgewerkt op: 19 mrt


Hoeksema zit in zijn stoel en kijkt naar buiten, naar de overkant. De overkant ziet hij niet; al twee jaar ziet hij geen overkant meer. Hoeksema is niet gek, hij weet dondersgoed dat je op de derde verdieping de overkant van de straat niet meer kan zien; tenminste niet zoals hij dat gewend was ‘op straatniveau’.

Twee jaar terug is hij verkast, nadrukkelijk niet verhuisd, maar verkast en terecht gekomen op de derde verdieping van Huize Avondrust. Greet, zijn grote liefde, was 12 jaar daarvoor overleden en het toen al te grote huis leek met de jaren steeds groter en ook leger te worden. Niet echt groter, want huizen groeien niet en ook niet echt leger, want hij gooide niks weg, maar hij kon in zijn eentje de ruimte niet meer vullen, de boel niet bijhouden. Heel geleidelijk aan bijna druppelsgewijs was zijn leven leeggebloed en in toenemende mate was hij zeg maar komen stil te staan, bijna letterlijk.


Hij had – zeker de eerste 10 jaar na Greets heengaan – zich uitstekend gered. Hij had het wereldnieuws gevolgd en nog genoeg activiteiten gehad en een redelijk sociaal leven.

Wel – dat moest hij erkennen – was hij zich in toenemende mate gaan ergeren en dan vooral aan reclames. Zoiets als koffiereclames, vreselijk, voor hem was koffie, koffie, punt. Vaak lukte het hem de ergernis los te laten en bij zo’n reclame weg te mijmeren naar ooit, naar jaren terug.

Naar de koffiemolen, die hij in het eerste huisje, dat hij en Greet betrokken, in het keukentje aan de muur had geschroefd. Je had ze in bolbuikige en meer rechthoekige vormen en met verschillende beschilderingen. Zij hadden een DE, Douwe Egberts, met een quasi Delfts-blauw molentje er op en uiteraard zo’n glazen bakje er onder en een slinger met houten handvat om te malen. Ook toen al kon hij weg mijmeren; meerdere keren had hij met zijn schouder leunend tegen de deurstijl kijkend naar zijn Greetje koffie gemalen tot dat het glazen bakje overvol was. En koffie was duur, dus dat mocht eigenlijk niet gemorst worden.

Dan was er wat gemopper van ‘Let toch op Hoekie, houd je kop bij wat je doet!’ Ja, zijn lief noemde hem Hoekie in plaats van bij zijn doopnaam Hubert.


Hij en Greet hadden het goed gehad. Zijn banen en de verschillende bazen waren altijd goed te pruimen geweest en zijn inkomen voldoende om de twee kinderen – Margriet en Teun – een goede start in het leven te geven. Werken was gezond en het diende om je gezin te onderhouden en de buiken goed te vullen. En natuurlijk probeerde je wat meer te verdienen om ook wat leuke dingen te kunnen doen en om wat te sparen. Maar tegenwoordig was het allemaal anders. Werken was, hoe zeg je dat ook al weer, een activiteit om je te ontplooien. Hoe zo ontplooien? Het ging toch om brood op de plank? Ohhh, en dan al die vakantiereclames en al die dingen die je toch echt wel moest hebben gedaan en moest hebben gezien. Hij was geen mopperkont, echt niet. Maar in zijn eentje voor de buis was de ergernis in de loop der jaren behoorlijk toegenomen. De ‘ach, laat ze toch, Hoekie!’ van zijn Greetje was hij steeds meer gaan missen. En eigenlijk snapte hij het niet; al die dingen die iedereen zo nodig moest hebben en al die plekken waar iedereen zo nodig geweest moest zijn of toch nodig nog naar toe moest. Ze hadden er ook nog een naam voor, een soort lijst waarop je dat dan kon doorstrepen. Hoe noemde ze dat ook al weer, o ja, bucketlist. Natuurlijk ‘Engels’ alsof je moerstaal niet genoeg is.


Margriet was een goeie meid en was net als toen haar moeder er nog was elke dinsdag met de bus vanuit Bedum op bezoek gekomen. En ook nadat hij verkast was, was ze bijna elke week gekomen. Afgelopen dinsdag was niet gelukt, maar de week er voor had ze nog gevulde speculaas meegenomen, lekker was die.


Met Teun was het anders; die was inmiddels ruim 40 jaar geleden, naar het westen verhuisd. Je kent het wel studie, baan, vriendin, carrière, kinderen, scheiding, nieuwe baan, nieuw huis, nieuwe vriendin, maar vooral dus druk, druk, druk. En de bezoeken aan het Noorden waren al ras beperkter geworden. De laatste pakweg 10 jaar was het na een geleidelijke vermindering gestabiliseerd op 2 maal per jaar en als het mee zat een telefoontje elke maand. Na het overlijden van Greet was hij al snel gestopt met zelf bellen. Vrijwel altijd was het: ‘Ha Pa, fijn dat je belt maar het komt nu even echt niet uit. Ik bel je morgen of anders overmorgen wel even terug. Hier alles goed, hoor.’ Van dat terugbellen kwam meestal niets terecht. Maar eerlijk is eerlijk dat bezoek van 2 maal per jaar – ergens rond eind april in de buurt van Greet haar verjaardag en ergens medio november ruim voor de feestmaand, want die was altijd al druk, druk, druk en dus volgeboekt – was een vast gegeven en daar keek hij ook altijd naar uit. En hoewel de bezoeken nooit langer waren dan een uurtje of drie, was het altijd echt gezellig.


Gisteren had Teun gebeld. Hoeksema zat, net als nu, weg te mijmeren in zijn stoel. Hij had de rinkelende telefoon naast zich gepakt en zich gemeld met ‘Ja, Hoeksema, hier.’

‘Ja, Pa, Teun hier. Helaas Pa, het zit er niet in, deze keer’.

‘Het zit er niet? Wat zit er niet in, Teun? Moet ergens iets in zitten?’

‘Nee, nee, Pa. Het lukt niet om te komen deze keer.’

‘Om te komen, kom je dan? Maar waar moet iets in?’

‘Nee, Pa, luister nou even. Ik kom toch altijd bij je op bezoek in de buurt van Ma’s verjaardag. Nu, dat gaat deze keer niet lukken, helaas. Begrijp je me?’

‘Ja, ja, dat weet ik wel; Ma is binnenkort jarig. Dat is elk jaar zo. Dat hoef je me niet te vertellen. Maar je zegt “nu”. Kom je nu dan? Je moet wel wat duidelijker zijn. Je weet dat mijn gehoor wat minder is geworden. Of weet je dat niet meer?’

‘Ja Pa, ik weet dat je niet meer zo goed hoort. Maar ik kom dus NIET, heel jammer maar ik kom niet. Ik zal een keer extra bellen, oké.’

‘Oh, je komt dus niet, je komt niet, oh’

‘Ja, echt jammer Pa, maar ik bel gauw weer.’

‘Ja, ja, nou dan dag Teun.’


Hoeksema zit nog steeds in zijn stoel en kijkt nietsziend naar de overkant en mijmert over zijn leven, over zijn leven met Greet. Hoekie hoopt Greet gauw weer te zien.


Rob Oorthuizen, 28 februari 2025


De Schrijfgroep komt maandelijks bijeen in de Dickens Room. Bovenstaand een tekst van één van de ‘schrijvers’, Rob Oorthuizen.

Opdracht: Schrijf een herkenbaar verhaal voor een ouder persoon in deze tijd


 
 
 

Comments


© 2020  Geboekt in Haren.   Ontwerp: Jeannette Ensing Groningen  Foto's achtergrond: Bob de Vries @ 2020

bottom of page